Data

Date:
06-05-1993
Country:
Netherlands
Number:
920159
Court:
Arrondissementsrechtbank Roermond
Parties:
Gruppo IMAR S.p.A. v. Protech Horst

Keywords

APPLICATION OF CISG - RULES OF PRIVATE INTERNATIONAL LAW REFERRING TO LAW OF CONTRACTING STATE (ART. 1(1)(B) CISG)

SET OFF - MATTER EXCLUDED FROM CISG (ART. 4 CISG)

NON CONFORMITY OF GOODS - NOTICE OF LACK OF CONFORMITY - AS SOON AS POSSIBLE UPON DISCOVERY OF DEFECTS (ART. 39 CISG)

DAMAGES - DEVALUATION OF CURRENCY OF PRICE

INTEREST (ART. 78 CISG) - INTEREST RATE DETERMINED BY THE LAW OTHERWISE APPLICABLE - ACCRUAL FROM DATE PAYMENT IS DUE

Abstract

An Italian company sold twenty electric kettles to a Dutch buyer. The seller delivered the kettles but the buyer refused to pay the price. The seller commenced an action to recover the contract price. At trial the buyer submitted a counter-claim for set-off pertaining to damages suffered and repair costs incurred because four of the kettles were defective.

The Court held that the contract was governed by CISG, as the Dutch private international law rules led to the application of the law of Italy, a contracting State (Art. 1(1)(b) CISG).

The Court decided in favour of the seller. The buyer was not entitled to set-off its claim for damages against the seller's claim. The Court noted that CISG does not address the question of set-off.

Moreover, the Court held that under Art. 39 CISG the notice of non-conformity must be given within a reasonable time, which means 'as soon as possible' upon discovery of the defects. In the case at hand, a notice given more than three months after discovery of the defects was found not to be reasonable.

The seller was entitled to interest under Art. 78 CISG, accruing from the date when payment was due which, in the absence of an agreement between the parties, was the date of delivery of the goods (Art. 58 CISG). As Art. 78 CISG does not determine the rate of interest, the Court applied the Dutch private international law rules which led to the law of Italy and as such to the Italian statutory interest rate.

Finally, the Court ruled that, although under CISG a devaluation of the currency of the price is in principle at the risk of the seller, in this case the buyer had to pay damages for devaluation since the seller would not have incurred this loss if the buyer had paid in due time.

Fulltext

[...]

2. Vaststaande feiten:

[...]

- begin juli 1990 hebben partijen een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot een twintig verwarmingsketels voor een bedrag van Lit. 9.574.628;
- op 27 juli 1990 heeft Imar de ketels met aanverwante zaken geleverd aan Protech;
- Protech heeft het bedrag van Lit. 9.574.628 niet aan Imar voldaan.

3. De standpunten van partijen:

In conventie en in reconventie:

3.1 De vordering en stellingen van Imar:

Imar heeft, na haar eis te hebben vermeerderd bij nadere conclusie in conventie, gevorderd Protech bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bii voorraad,

1. te veroordelen aan Imar te voldoen tegen behoorlijk bewijs van kwijting een bedrag ad Lit. 9.574.628 (NEGENMILJOEN VIJFHONDERDVIERENZEVENTIGDUIZEND ZESHONDERD ACHTENTWINTIG ITALIAANSE LIRES), althans de tegenwaarde van dat bedrag in Nederlandse courant te berekenen naar de hoogste koers van de dag der betaling, vermeerderd met de Italiaanse wettelijke rente ad 10% over dit bedrag, vanaf 26 augustus 1990 tot aan de dag der algehele voldoening, althans met de wettelijke rente naar Nederlands recht vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;

2. te veroordelen, over het bedrag dat zij ingevolge bovenstaand onderdeel van het petitum in Italiaanse lires moet voldoen, het koersverschil tussen die valuta en de Nederlandse gulden te vergoeden, dat is opgetreden tussen 26 augustus 1990 en de dag der uiteindelijke betaling, te berekenen op basis van de aankoopkoers voor Italiaanse lires die door Nederlandse banken wordt gehanteerd;

3. te veroordelen in de kosten van deze procedure.

Daartoe heeft Imar gesteld dat Protech aan Imar Lit.9.574.628 verschuldigd is, conform de overgelegde factuur van 27 juli 1990. Op de vordering is volgens Imar ingevolge het EEG-overeenkomstenverdrag 1980, Italiaans recht (lees: het Weens Koopverdrag) van toepassing. Volgens het Italiaanse recht is het bedrag op 26 augustus 1990 opeisbaar geworden en is vanaf die datum wettelijke rente van 10% per jaar verschuldigd. Sinds 26 augustus 1990 is de Italiaanse lire ten opzichte van de Nederlandse gulden gedevalueerd. Door de niet-nakoming van Protech lijdt Imar schade, bestaande uit het verschil tussen de waarde in Nederlandse guldens van haar vordering op 26 augustus 1990 en de waarde op de dag van de betaling. In ieder geval leidt het tot ongerechtvaardigde verrijking aan de kant van Protech.

3.2 Het verweer en de vordering in reconventie van Protech:

Protech is van mening dat Nederlands recht op de overeenkomst van toepassing is, aangezien de algemene voorwaarden van Protech, de zogenaamde Smecoma-voorwaarden, van toepassing zijn. Onder aan het briefpapier van Protech, dat zij heeft gebruikt om de order te bevestigen, staat vermeld dat deze voorwaarden van toepassing zijn. Ingevolge artikel I juncto artikel XXII van de voorwaarden is Nederlands recht van toepassing. Voorts stelt Protech een aanzienlijk kleiner bedrag verschuldigd te zijn aan Imar, aangezien Protech de vordering kan verrekenen met haar reconventionele vordering op Imar, welke inhoudt dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Imar zal veroordelen tot betaling van f. 10.618,-- als schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf heden tot aan de dag der algehele voldoening en voorts dat de rechtbank de overeenkomst tussen partijen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedeeltelijk zal ontbinden (voor zover deze betrekking heeft op de verwarmingsketels zoals omschreven in de bij conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie productie 3). Daartoe stelt Protech dat vier van de twintig geleverde verwar mingsketels gebreken vertoonden. De ketels waren voorzien van een rubberen afsluitdop in plaats van een metalen, waardoor zij zijn gaan lekken. Drie ketels zijn onbruikbaar gebleken, de vierde is gerepareerd. Blijkens de overgelegde producties bedroegen de totale kosten van reparatie, omruil en waterschade f. 8.293,--. Daarbij komt nog de inkoopwaarde van de drie onbruikbaar gebleken ketels ten aanzien waarvan Protech de overeenkomst wenst te ontbinden. In totaal is Imar aan Protech f. 10.618,-- verschuldigd. Bij brief van 10 maart 1992 heeft Protech aan Imar medegedeeld dit bedrag te zullen verrekenen. Bij brief van 23 april 1992 heeft Protech dit herhaald.

3.3 De nadere stellingen en het verweer van Imar:

Imar ontkent dat de Smecoma-voorwaarden van toepassing zijn. De enkele vermelding op de orderbevestiging in een voor Imar onbegrijpelijke taal doet de voorwaarden geen deel van de overeenkomst uitmaken. Het geschil moet worden beoordeeld volgens de regels van het Weens Koopverdrag van 1980. Voorts is Imar van mening dat Protech geen vordering op haar heeft, omdat Protech te laat is met het melden van de gebreken, en omdat de gebreken buiten de garantieverplichting van Imar vallen. Overigens is Protech op grond van het Weens Koopverdrag niet gerechtigd haar vordering te verrekenen. Ook naar Nederlands recht is dit onmogelijk, nu Imar de brief van 10 maart 1992 van Protech nooit heeft ontvangen.

4. Het oordeel van de rechtbank:

In conventie en in reconventie:

4.1 Toepasselijk recht:

4.1.1. Met betrekking tot de door Protech gestelde keuze van partijen voor Nederlands recht, overweegt de rechtbank dat naar de regels van Nederlands internationaal privaatrecht is vereist dat de rechtskeuze duidelijk en ondubbelzinnig is gemaakt. Aan de orde is de vraag of hiervan sprake is, gelet op de volgende omstandigheden waaronder de overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen. Op de order van Protech is in de linker benedenhoek in de Nederlandse taal vermeld dat de Smecoma-voorwaarden van toepassing zijn. De Smecoma-voorwaarden met daarin de bepaling over de keuze voor Nederlands recht zijn niet op het briefpapier vermeld, noch is er een exemplaar van de voorwaarden bij de order gevoegd. De onderhandelingen tussen partijen zijn in de Engelse en Duitse taal gevoerd. Voorts heeft Imar gesteld dat zij de Nederlandse taal niet machtig is en uit hetgeen Protech hieromtrent heeft gesteld blijkt niet het tegendeel. Uit het feit dat Imar niet onmiddellijk heeft laten blijken dat zij de Smecoma-voorwaarden niet van toepassing acht, kan onder voormelde omstandigheden niet worden geconcludeerd dat er tussen partijen wilsovereenstemming bestond omtrent de toepasselijkheid van de Smecoma-voorwaarden en daarmee omtrent de keuze voor Nederlands recht. Het feit dat Imar ook onder aan haar factuur heeft vermeld dat haar algemene voorwaarden van toepassing zijn doet hieraan niet af, temeer nu Imar geen beroep doet op de toepasselijkheid van haar algemene voorwaarden op grond van die vermelding. De rechtbank is van oordeel dat de rechtskeuze niet duidelijk en ondubbelzinnig is gemaakt.

4.1.2. Omtrent de vraag welk recht wel van toepassing is, over weegt de rechtbank dat naar de regels van Nederlands internationaal privaatrecht, waaronder het EEG-Overeenkomstenverdrag 1980 vóór haar bekrachtiging, in geval van een internationale overeenkomst als de onderhavige, het recht van het land waar de contractspartij is gevestigd die de voor de overeenkomst karakteristieke prestatie moet verrichten, het toepasselijke recht is. In dit geval kan als karakteristieke prestatie worden aangemerkt het verkopen van de verwarmingsketels, zodat derhalve het Italiaanse recht, als het recht van de verkopende partij, op de overeenkomst tussen partijen van toepassing is. Aangezien in Italië sinds 1 januari 1988 het Weens Koopverdrag geldt (op grond waarvan de bepalingen van dat verdrag tot de Italiaanse wetgeving behoren) en de overeenkomst tussen partijen een internationale overeenkomst in de zin van het Weens Koopverdrag is, moet, gelet op artikel 1, eerste lid, sub b van het verdrag, het Weens Koopverdrag als het toepasselijk recht worden beschouwd.

4.2 De beoordeling van het geschil:

4.2.1. De vordering in conventie:

4.2.1.1. Ten aanzien van de vordering van Imar in conventie overweegt de rechtbank dat deze in beginsel voor toewijzing vatbaar is. Vast staat immers dat Imar voor een bedrag van Lit. 9.574.628 verwarmingsketels aan Protech heeft verkocht en geleverd. Voorts blijkt uit de door Imar overgelegde corres pondentie - die door Protech niet is weersproken -, dat Protech verschillende malen de mogelijkheid heeft gehad het verschuldigde bedrag alsnog te betalen. Voor zover Protech beoogt te betogen dat Imar haar recht om het bedrag te vorderen heeft verwerkt, omdat zij een jaar heeft stilgezeten, is de rechtbank van oordeel dat de termijn tussen de laatste aanmaning van Imar (te weten 24 januari 1991) en de dagvaarding op 9 maart 1992 niet zodanig is dat Imar haar recht heeft verloren, temeer daar uit de door Imar overgelegde correspondentie blijkt dat er tussen haar raadsman en Protech contact is geweest voordat de dagvaarding is uitgegaan.

4.2.1.2 Ten aanzien van de vraag of Protech haar reconventionele vordering kan verrekenen met de vordering die Imar op haar heeft, overweegt de rechtbank dat dit op grond van het Weens Koopverdrag niet mogelijk is. Voor zover Protech heeft gesteld dat partijen verrekening zijn overeengekomen, omdat Imar niet heeft gereageerd op haar brieven van 10 maart 1992 en 23 april 1992 is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden aangenomen dat er wilsovereenstemming bestond ten aanzien van de verrekening, gelet op de omstandigheden dat Imar niet uitdrukkelijk met de verrekening heeft ingestemd en partijen reeds in deze procedure waren verwikkeld.

4.2.1.3 Ten aanzien van de door Imar gevorderde rente overweegt de rechtbank het volgende. Op grond van artikel 78 van het Weens Koopverdrag heeft Imar recht op rente over het bedrag dat Protech haar is verschuldigd, vanaf het moment dat Protech in haar betaling is tekortgeschoten. Nu niet is gebleken dat partijen een moment van betaling zijn overeengekomen, is Protech, gelet op artikel 58 van het Weens Koopverdrag, in haar betaling tekort geschoten vanaf het moment dat de goederen aan haar zijn geleverd op 27 juli 1990. Aangezien het Verdrag niets bepaald omtrent de hoogte van de rente zal de rechtbank uitgaan van de wettelijke rente naar Italiaans recht, daar dit het toepasselijke recht is krachtens de regels van internationaal privaatrecht. Ingevolge artikel 1284 van het Italiaanse Burgerlijk Wetboek bedraagt de wettelijke rente, anders dan Imar meent, vijf procent per jaar. Aangezien Imar rente vordert vanaf 26 augustus 1990 tot aan de dag der algehele voldoening, is de rechtbank van oordeel dat haar vordering kan worden toegewezen, met dien verstande dat de hoogte van de rente over het verschuldigde bedrag vijf procent per jaar bedraagt.

4.2.1.4 Tenslotte heeft Imar nog vergoeding van de schade ten gevolge van het koersverschil van de lire tussen 26 augustus 1990 en de dag der betaling, gevorderd. De rechtbank is van oordeel dat op grond van het Weens Koopverdrag de waardedaling in beginsel voor rekening komt van Imar. Doch, aangezien Imar heeft gesteld dat zij bij tijdige betaling door Protech de devaluatieschade niet zou hebben opgelopen en Protech de schade slechts weerspreekt met de stelling dat op het moment dat de voor verrekening in aanmerking komende vordering ontstond de lire nog niet was gedevalueerd, kan de gevorderde devaluatieschade in dit geval toch worden toegewezen, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen omtrent de verrekening . De rechtbank zal derhalve ook dit deel van de vordering toewijzen, in die zin dat Protech gehouden is het verschil tussen de koers van de lire op 26 augustus 1990 en de koers op de dag der betaling aan Imar te voldoen, met dien verstande dat als koers moet worden aangenomen de koers tegen welke Imar zich onverwijld het geld kan verschaffen, waaronder de koers die wordt gehanteerd door Nederlandse banken, kan worden verstaan.

4.2.2. De vordering in reconventie:

4.2.2.1 Vooreerst merkt de rechtbank op dat als vaststaand moet worden aangenomen dat vier van twintig geleverde verwarmingsketels gebreken hebben vertoond zoals Protech heeft gesteld en dat Protech in verband daarmee de door Protech gestelde kosten heeft gemaakt, aangezien Imar zulks niet heeft weersproken. Imar heeft wel ontkend dat zij aansprakelijk kan worden gehouden voor de kosten. In verband hiermee heeft Protech een beroep gedaan op de door Imar gehanteerde garantievoorwaarden, die blijkens hetgeen partijen hebben gesteld deel uitmaken van de overeenkomst tussen partijen. Maar, gesteld noch gebleken is, dat partijen een termijn zijn overeengekomen waarbinnen Protech Imar in kennis moet stellen van eventuele gebreken aan de verwarmingketels, nadat deze gebreken door Protech zijn ontdekt. Met betrekking tot deze termijn is derhalve het Weens Koopverdrag van toepassing. Ingevolge artikel 39 van het Verdrag dient Protech binnen een redelijke termijn nadat zij de tekortkomingen heeft ontdekt Imar daarvan in kennis te stellen. De rechtbank neemt aan dat onder een redelijke termijn moet worden verstaan: zo spoedig mogelijk. Protech had in ieder geval op 2 december 1991 volledig inzicht in de gebreken en de ontstane schade. De rechtbank is van oordeel dat, wat er ook zij van het verweer van Imar dat zij de fax van Protech nooit heeft ontvangen, Protech laat heeft gereageerd door Imar pas op 10 maart 1992 - nadat zij door Imar was gedagvaard - in kennis te stellen van de gebreken. Nu niet gesteld of gebleken is van enige omstandigheid die deze late reactie kan rechtvaardigen, acht de rechtbank dit niet zo spoedig mogelijk. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de vordering van Protech in reconventie dient te worden afgewezen.

[...]
B E S L I S S I N G:

De rechtbank:

In conventie:

Veroordeelt Protech om aan Imar te voldoen tegen behoorlijk van kwijting een bedrag van Lit. 9.574.628 (NEGENMILJOEN VIJFHONDERDVIERENZEVENTIGDUIZEND ZESHONDERD ACHTENTWINTIG ITALIAANSE LIRES), vermeerderd met de Italiaanse wettelijke over dit bedrag van vijf procent per jaar vanaf 26 augustus tot aan de dag der algehele voldoening.

Veroordeelt Protech om over het bedrag van Lit 9.574.628 aan Imar te betalen het koersverschil tussen de Italiaanse lire en de Nederlandse gulden, dat is opgetreden tussen 26 augustus 1990 en de dag der algehele voldoening, met dien verstande dat als koers moet worden aangenomen de koers voor Italiaanse lires die door Nederlandse banken wordt gehanteerd.

In reconventie:

Wijst de vordering van Protech af.

[...]}}

Source

Original in Dutch:
- Unpublished

Source:
- Martijn Hesselink, Molengraaff Instituut Privaatrecht, Universiteit Utrecht, The Netherlands}}