Data

Date:
19-08-2015
Country:
Netherlands
Number:
C/09/463597 / HA ZA 14-440
Court:
Rechtbank Den Haag
Parties:
Silicon Refractory Anchoring Systems B.V. v. Refrattari Sirc S.R.L.

Keywords

ABSTRACT TO FOLLOW

Abstract

Fulltext

(…)

1 De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
het vonnis in incident van 5 november 2014,
-
het proces-verbaal van comparitie van 7 april 2015,
-
de akte houdende overlegging van stukken van de zijde van Silicon,
-
de antwoordakte van de zijde van Sirc.
1.2.
Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.

2 De feiten
2.1.
Silicon houdt zich bezig met het ontwikkelen, produceren en leveren van hittebestendige ankersystemen en stiftlastechnologie ten behoeve van de bouwindustrie.

2.2.
Silicon heeft producten verkocht en geleverd aan Sirc in Italië en heeft daarvoor in de periode 4 september 2012 tot en met 9 januari 2013 diverse facturen gestuurd. Sirc heeft deze facturen, ondanks diverse aanmaningen onbetaald gelaten.

2.3.
Sirc heeft in april 2013 tegen Silicon een procedure bij de rechtbank Lodi, Italië, aanhangig gemaakt waarin Sirc schadevergoeding vordert wegens non-conforme leveringen van producten (order 473/12) op grond waarvan zij alle betalingen aan Silicon voor de overige leveringen heeft opgeschort. Silicon vordert, na wijziging van eis, in deze procedure geen betaling van de facturen (met nrs. 23060, 23061 en 23062) die onderwerp zijn van de procedure in Italië.

3 Het geschil
in conventie
3.1.
Silicon vordert – samengevat en na wijziging van eis – veroordeling van Sirc tot betaling van € 125.675,27, vermeerderd met rente en kosten.

3.2.
Sirc voert verweer.

3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

in reconventie
3.4.
Sirc vordert in voorwaardelijke reconventie, voor het geval dat de Italiaanse rechter zich zoals aldaar door Silicon verzocht onbevoegd zou verklaren om van de schadevordering jegens Silicon kennis te nemen, – samengevat – dat de rechtbank
1. de koopovereenkomsten betreffende de facturen van Silicon nr. 23060, 23061 en 23062 ontbindt wegens niet conformiteit van de geleverde goederen;
2. voor recht verklaart dat Silicon als schadevergoeding voor de niet conforme leveringen aan Sirc een bedrag van € 715.849,82, dan wel een ander bedrag, verschuldigd is, en
3. primair: Silicon veroordeelt tot betaling van het onder 2 genoemde bedrag aan Sirc te betalen, vermeerderd met rente, en subsidiair: bepaalt dat Sirc de vordering van Silicon uit de onbetaalde facturen mag verrekenen met de onder 2 genoemde schadevergoeding en Silicon veroordeelt om het verschuldigde verschil na verrekening aan Sirc te betalen, vermeerderd met rente en kosten.

3.5.
Silicon voert verweer.

3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling
in conventie
4.1.
Bij vonnis in incident van 5 november 2014 heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen sprake is van vorderingen van Silicon in deze procedure die hetzelfde onderwerp betreffen en op dezelfde oorzaak berusten als de vorderingen van Sirc tegen Silicon wegens non-conformiteit in de procedure in Italië (artikel 27 van de Verordening (EG) nr. 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (EEX-Vo)) en dat die vorderingen niet zo nauw samenhangen dat een goede rechtsgang vraagt om hun gelijktijdige behandeling en berechting als bedoeld in artikel 28 EEX-Vo. De in Italië lopende procedure staat dus niet in de weg aan behandeling van de vordering in conventie.

Gelding Metaalunievoorwaarden
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat op hun relatie Nederlands recht van toepassing is op grond van artikel 4 lid 1 onder a van Verordening 593/2008 (Rome I). Nederlands recht houdt, nu hier sprake is van internationale koopovereenkomsten, in: het Verdrag van 11 april 1980, Trb. 1986, 61 (het Weens Koopverdrag) en aanvullend Nederlands recht. Kern van het geschil is of – zoals Silicon stelt – de Metaalunievoorwaarden van toepassing zijn op de koopovereenkomsten, in welke Metaalunievoorwaarden de toepasselijkheid van het Weens Koopverdrag uitdrukkelijk wordt uitgesloten, zodat het Weens Koopverdrag niet op de rechtsverhouding tussen partijen toepasselijk is. Sirc, die dit betwist, stelt dat het geschil dient te worden beoordeeld aan de hand van het Weens Koopverdrag en aanvullend aan de hand van Nederlands recht.

Toepasselijk recht bij beoordeling gelding Metaalunievoorwaarden
4.3.
De rechtbank zal eerst moeten beoordelen of de Metaalunievoorwaarden van toepassing zijn op de in het geding zijnde internationale koopovereenkomsten. Daartoe dient te worden bepaald aan de hand van welk recht die vraag dient te worden beantwoord. Nu de koopovereenkomsten een internationaal karakter hebben, is het Weens Koopverdrag in beginsel van toepassing op deze overeenkomsten. De vraag is echter of de omstandigheid dat de Metaalunievoorwaarden de toepasselijkheid van het Weens Koopverdrag uitsluiten, meebrengt dat bij de beantwoording van de vraag of de Metaalunievoorwaarden van toepassing zijn op de in het geding zijnde koopovereenkomsten, het Weens Koopverdrag buiten beschouwing dient te blijven. Naar het oordeel van de rechtbank is dit niet het geval, zoals blijkt uit het navolgende.

4.4.
Om een uniforme uitleg van het Weens Koopverdrag te bevorderen is in 2001 de zogenaamde Advisory Council in het leven geroepen. De Advisory Council, door een privé-initiatief tot stand gebracht en samengesteld uit vooraanstaande deskundigen op het terrein van het internationaal commercieel recht, stelt zich ten doel uniforme interpretatie van het Weens Koopverdrag te bevorderen en verstrekt in dat kader (onder meer) gezaghebbende opinies over de uniforme toepassing en interpretatie van het verdrag. De Advisory Council heeft op 20 januari 2013 ‘CISG-AC Opinion No. 13 Inclusion of Standard Terms under the CISG’ (hierna: Opinion 13) aangenomen, die betrekking heeft op de toepasselijkheid en gelding van algemene voorwaarden. Tevens heeft de Advisory Council op 30 mei 2014 ‘CISG-AC Opinion No. 16 Exclusion of the CISG under Article 6’ (hierna: Opinion 16) aangenomen, die betrekking heeft op de mogelijkheid van uitsluiting van de toepasselijkheid van het Weens Koopverdrag. Deze Opinies bestaan uit regels met toelichtingen daarop, die zijn gebaseerd op evaluatie van doctrine en rechtspraak afkomstig uit alle lidstaten. De rechtbank ziet daarom aanleiding in haar beslissing bij deze Opinies aan te sluiten.

4.5.
Opinion 16 bepaalt, voor zover relevant:

“1. Where the CISG is applicable according to Arts 1-3 CISG, the principle of party autonomy expressed in Art. 6 CISG permits parties to agree to exclude its application, at the time of or after the conclusion of the contract.
2. The CISG governs the manner of exclusion. An agreement to exclude the CISG is governed by the rules on contract formation and modification in Arts 11, 14-24, 29 CISG.”
4.6.
Nu de vraag of partijen rechtsgeldig de toepasselijkheid van het Weens Koopverdrag hebben uitgesloten dient te worden beoordeeld aan de hand van het Weens Koopverdrag, brengt dit – nu de uitsluiting is opgenomen in de Metaalunievoorwaarden – mee dat ook de vraag of de Metaalunievoorwaarden rechtsgeldig van toepassing zijn geworden op de koopovereenkomsten dient te worden beantwoord aan de hand van het Weens Koopverdrag, zodat de rechtbank het Weens Koopverdrag zal toepassen.

4.7.
Met hof Den Haag (zie hof Den Haag 22 april 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:1341, rov. 10) is de rechtbank van oordeel dat de regels van het Weens Koopverdrag meebrengen dat algemene voorwaarden deel uitmaken van de overeenkomst als: 1. partijen ten tijde van het sluiten van de overeenkomst uitdrukkelijk of stilzwijgend met het incorporeren van die voorwaarden in de overeenkomst hebben ingestemd én 2. de wederpartij van de gebruiker van die voorwaarden een redelijke gelegenheid heeft gehad van die voorwaarden kennis te nemen. Dit leidt in het onderhavige geval tot het volgende.

4.8.
Tussen partijen is niet in geschil dat Silicon, naar aanleiding van een aanvraag door Sirc steeds offertes heeft verzonden aan Sirc waarop onderaan de volgende (standaard) tekst is afgedrukt:

“All our quotations, all orders placed with us and all contracts concluded with us are subject to the METAALUNIE CONDITIONS, filed with the registrar of the District Court of Rotterdam, as stipulated in the latest text lodged with the said court. The conditions of delivery and payment will be sent to you on request.”
4.9.
Naar aanleiding hiervan bericht Sirc of zij de order wil plaatsen, waarna Silicon een orderbevestiging en uiteindelijk een factuur stuurt. Op de order, de orderbevestiging en de factuur wordt geen melding gemaakt van algemene voorwaarden.

4.10.
Volgens Sirc volgt hieruit dat de Metaalunievoorwaarden niet van toepassing zijn geworden op de tussen partijen gesloten overeenkomsten, nu de orderbevestiging de tussen partijen gemaakte afspraken behelst en daaruit niet volgt dat de Metaalunievoorwaarden van toepassing zijn.

4.11.
De rechtbank is echter van oordeel dat uit de tekst van de offerte, die heeft te gelden als een eerste aanbod, duidelijk blijkt dat ook op uiteindelijk gesloten koopovereenkomsten de Metaalunievoorwaarden van toepassing zijn. Nu Sirc zelf erkent dat zij in haar aanvaarding (de order; zie onder III.1.1, vierde alinea van de conclusie van Sirc) niet verwijst naar andere algemene voorwaarden en voorts gesteld noch gebleken is dat Sirc de toepasselijkheid van de Metaalunievoorwaarden van de hand heeft gewezen, geldt dat Sirc in ieder geval stilzwijgend met het incorporeren van de Metaalunievoorwaarden in de overeenkomsten heeft ingestemd.

4.12.
Sirc heeft voorts als verweer gevoerd dat Silicon haar een redelijke mogelijkheid had moeten bieden om kennis te nemen van de Metaalunievoorwaarden en dat de mededeling dat die voorwaarden op verzoek worden toegezonden daartoe onvoldoende is.
4.13.
De Advisory Council geeft in Opinion 13 een (niet-limitatieve) opsomming van de gevallen waarin een partij geacht mag worden een redelijke mogelijkheid tot kennisname van algemene voorwaarden te hebben gehad. Uit Opinion 13 blijkt dat niet steeds vereist is dat de algemene voorwaarden ten tijde van het aangaan van de overeenkomst ter hand worden gesteld of worden toegestuurd:

“BLACK LETTER RULES
1. The inclusion of standard terms under the CISG is determined according to the rules for the formation and interpretation of contracts under the CISG.

2. Standard terms are included in the contract where the parties have expressly or impliedly agreed to their inclusion at the time of the formation of the contract and the other party had a reasonable opportunity to take notice of the terms.

3. Amongst others, a party is deemed to have had a reasonable opportunity to take notice of the standard terms:

3.1.
Where the terms are attached to a document used in connection with the formation of the contract or printed on the reverse side of that document;
3.2.
Where the terms are available to the parties in the presence of each other at the time of negotiating the contract;
3.3.
Where, in electronic communications, the terms are made available to and retrievable electronically by that party and are accessible to that party at the time of negotiating the contract;
3.4.
Where the parties have had prior agreements subject to the same standard terms.”

4.14.
In de toelichting bij Opinion 13 staat met betrekking tot 3.4 het volgende vermeld:

“e) Terms used in prior agreements
3.6.
It is reasonable to assume that where the standard terms have been used in previous dealings between the parties that they were available to the other party at the time of the negotiations or of contracting. This can only be assumed where the standard terms were previously validly incorporated into contracts between the parties. Where the terms were included in documents such as invoices after the fact and therefore not validly incorporated, they cannot be assumed to be incorporated in future contracts.”

4.15.
De rechtbank stelt vast dat niet is komen vast te staan dat Silicon de Metaalunievoorwaarden op enig moment voorafgaande aan het sluiten van de in het geding zijnde koopovereenkomsten aan Sirc ter hand heeft gesteld, al dan niet in verband met eerder gesloten koopovereenkomsten. Silicon heeft in dit verband een tweetal e-mails van 9 en 20 augustus 2012 in het geding gebracht die zij aan Sirc heeft gezonden in verband met een bestaande betalingsachterstand. Als bijlage bij deze e-mails heeft zij een exemplaar van de Metaalunievoorwaarden gevoegd. In het licht van de hiervoor onder 4.14 aangehaalde toelichting, in het bijzonder de laatste zin, is de rechtbank van oordeel dat de Metaalunievoorwaarden niet zijn toegezonden in het kader van de onderhandelingen over een eerdere koopovereenkomst, terwijl in de e-mail zelf – zoals Sirc terecht opmerkt – in het geheel niet wordt verwezen naar de als bijlage meegezonden Metaalunievoorwaarden. Zij zijn dus niet ‘validly incorporated’ in eerdere koopovereenkomsten in de zin van de toelichting.

4.16.
Dit betekent dat Silicon Sirc voorafgaande aan het sluiten van de in het geding zijnde koopovereenkomsten niet een redelijke mogelijkheid tot kennisname van de Metaalunievoorwaarden heeft geboden. De enkele mededeling in de offertes dat die voorwaarden op verzoek worden toegezonden, zoals op de offertes staat vermeld, is daartoe op grond van het Weens Koopverdrag onvoldoende, zoals blijkt uit hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen. De omstandigheid dat – zoals Silicon ter comparitie onbestreden heeft aangevoerd – partijen reeds acht jaar zaken met elkaar deden, doet daar niet aan af.

4.17.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de Metaalunievoorwaarden geen onderdeel uitmaken van de in het geding zijnde koopovereenkomsten. Dat betekent dat met betrekking tot de onderhavige koopovereenkomsten het Weens Koopverdrag niet rechtsgeldig is uitgesloten. Toepasselijkheid van Nederlands recht brengt vervolgens mee dat – nu sprake is van internationale koopovereenkomsten – het geschil tussen partijen aan de hand van het Weens Koopverdrag dient te worden beoordeeld.

Vordering tot betaling de facturen
4.18.
Silicon vordert betaling van een aantal facturen. Voor het eerst ter zitting heeft Sirc het standpunt ingenomen dat zij de juistheid en verschuldigdheid telefonisch heeft betwist. Nu Sirc heeft nagelaten concreet te stellen wie wanneer zou hebben gebeld en met wie wat is besproken, zodat zij een en ander onvoldoende concreet heeft gesteld en de rechtbank om die reden aan dit verweer voorbij gaat. Aan bewijslevering wordt dan ook niet toegekomen.

4.19.
Nu de gevorderde factuurbedragen opeisbaar zijn, is Sirc in beginsel gehouden om de gevorderde bedragen te betalen.

4.20.
Sirc heeft echter als verweer gevoerd dat haar een beroep toekomt op een opschortingsrecht als bedoeld in artikel 6:52 BW nu zij een opeisbare schadevordering heeft jegens Silicon. Silicon heeft dit bestreden.

4.21.
De rechtbank stelt voorop dat het op de weg ligt van degene die zich op het opschortingsrecht beroept, zijn gestelde tegenvordering en de omvang daarvan voldoende te onderbouwen, mede in het licht van hetgeen zijn wederpartij dienaangaande aanvoert.

4.22.
Sirc heeft de tegenvordering onderbouwd onder het overleggen van de dagvaarding uit de Italiaanse procedure. Silicon heeft de tegenvordering van Sirc in de conclusie van antwoord in reconventie uitvoerig en gemotiveerd betwist.

4.23.
De rechtbank dient, mede in het licht van het daartegen gevoerde verweer, te onderzoeken of de gestelde tegenvordering bestaat en of de omvang daarvan voldoende is om het beroep op een opschortingsrecht te kunnen rechtvaardigen. De rechtbank is van oordeel dat zij op basis van de beschikbare stukken en mede vanwege het feit dat Silicon de vordering uitvoerig betwist niet in staat is om te beoordelen of de tegenvordering bestaat. Nu het bewijsrisico wat betreft het bestaan van de tegenvordering rust op Sirc, leidt dat ertoe dat Sirc geen geslaagd beroep toekomt op artikel 6:52 BW in verband met de door haar gestelde tegenvordering. Dit leidt ertoe dat de rechtbank de vordering tot betaling van de in het geding zijnde facturen van Silicon zal toewijzen.

Vordering tot betaling van rente en kosten
4.24.
Voor wat betreft de gevorderde rente geldt dat – nu de Metaalunievoorwaarden niet van toepassing zijn – de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW zal worden toegewezen en wel – zoals gevorderd – over de betreffende factuurbedragen, te rekenen telkens vanaf de vervaldatum van elke factuur tot 1 januari 2013 en vervolgens over alle factuurbedragen te rekenen met ingang van 1 november 2013 tot aan de dag van volledige betaling. Voor zover Silicon op grond van de Metaalunievoorwaarden proceskosten vordert, zal die vordering worden afgewezen.

4.25.
Sirc zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van Silicon worden op basis van de beschikbare bewijsstukken begroot op:
- dagvaarding € 77,52
- betaald griffierecht € 3.829
- salaris advocaat € 2.842 (2 punten × tarief € 1.421)
Totaal € 6.748,52

Vordering tot uitvoerbaar bij voorraadverklaring
4.26.
Voor zover Sirc verweer heeft gevoerd tegen de gevorderde uitvoerbaar bij voorraadverklaring, heeft zij dat verweer onvoldoende geconcretiseerd door alleen maar aan te voeren dat zij dan gedwongen zou zijn tot betaling terwijl zij later mogelijk aanspraak maakt op een tegenvordering, hetgeen onpraktisch, duurder (vanwege bankkosten) en economisch nadelig zou zijn aangezien het haar liquiditeit aantast. Wanneer de rechtbank de belangen van partijen afweegt in het licht van de aangevoerde omstandigheden van het geval, komt zij tot het oordeel dat de gevorderde uitvoerbaar bij voorraadverklaring dient te worden toegewezen.

in voorwaardelijke reconventie
4.27.
Sirc heeft aan de vordering in reconventie de voorwaarde verbonden dat de Italiaanse rechter zich – zoals in die procedure gevorderd door Silicon – onbevoegd verklaart om van de schadevordering van Sirc tegen Silicon kennis te nemen. Gesteld noch gebleken is dat de Italiaanse rechter zich onbevoegd heeft verklaard, zodat aan de gestelde voorwaarde niet is voldaan. De beoordeling van deze vorderingen kan dus achterwege blijven.

4.28.
Het voeren van verweer in de voorwaardelijke reconventie kan worden aangemerkt als een redelijke vorm van verdediging tegen de verweren van Sirc in conventie. Daarom komen de in reconventie gemaakte kosten van Silicon ook in aanmerking voor vergoeding. De kosten aan de zijde van Silicon worden begroot op € 2.580 aan salaris advocaat (2 punten x 0,5 x € 2.580).

5 De beslissing
De rechtbank

in conventie
5.1.
veroordeelt Sirc tot betaling aan Silicon van een bedrag van € 125.675,27, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over de desbetreffende factuurbedragen te rekenen telkens vanaf de vervaldatum van elke factuur tot 1 januari 2013 en vervolgens over alle factuurbedragen met ingang van 1 november 2013 tot aan de dag der algehele betaling,

5.2.
veroordeelt Sirc in de proceskosten, aan de zijde van Silicon tot op heden begroot op € 6.748,52,
5.3.
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde,

in voorwaardelijke reconventie
5.5.
stelt vast dat niet is voldaan aan de voorwaarde waaronder de vorderingen in reconventie zijn ingesteld,

5.6.
veroordeelt Sirc in de proceskosten, aan de zijde van Silicon tot op heden begroot op € 2.580.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.L.M. Luiten en in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2015.}}

Source

Original in Dutch:
- available at: https://www.rechtspraak.nl/Pages/default.aspx}}