Data

Date:
15-12-1997
Country:
Netherlands
Number:
C9700046/HE
Court:
Gerechtshof's Hertogenbosch
Parties:
Nurka Furs v. Nertsenfokkerij De Ruiter BV

Keywords

CONFORMITY OF GOODS - EXAMINATION - AS SOON AS PRACTICABLE UNDER THE CIRCUMSTANCES -
EXAMINATION AFTER FURTHER PROCESSING OF THE GOODS NOT TIMELY (ART. 38(1))

NOTICE OF LACK OF CONFORMITY - TIME OF NOTICE (ART. 39(1))

REASONABLE EXCUSE FOR FAILURE OF TIMELY NOTICE (ART. 44)

Abstract

A Greek buyer and a Dutch seller concluded a contract for the sale of furs. Shortly after delivery the furs were sent to a third party for processing, which noticed that a part of the furs were defective. As a consequence the buyer commenced an action against the seller claiming avoidance of the contract as well as damages. The seller contested the extent as well as the nature of the damages and alleged that the buyer had failed to give notice in time.

At first instance, the Court held that the contract was governed by CISG. The Court further held that the buyer had lost its right to rely on a lack of conformity as it did not examine the goods 'within as short a period as practicable in the circumstances', i.e. before processing of the goods, and as it had not given timely notice of the defects. The Court considered the notice given three weeks after the goods were sent to the third party for processing as not timely, considering that at that moment the goods had already undergone processing. The buyer appealed.

The appellate Court confirmed the lower Court's decision. It specified that Art. 38 CISG does not contain a duty for the buyer to examine the goods; omission of examination however deprives the buyer of the right to rely on a lack of non conformity of the goods.

Furthermore, the Court addressed the issue of whether the buyer had a reasonable excuse for its failure to give the required notice (Art. 44 CISG). Considering that the buyer could have had the goods examined earlier because an expert could have taken a sample at the moment of delivery, and taking into account the existing means of communication, the Court found that the buyer did not have a reasonable excuse.

Fulltext

LOWER COURT:
Rb.'s Hertogenbosch

[…]

6. Het geschil dient beoordeeld te worden volgens het Weens Koopverdrag betreffende de internationale koopovereenkomsten betreffende roerende zaken (11 april 1980, Trb. 1981,184 en 1986, 61).

[...]

9. Ingevolge het bepaalde in art. 38 van het Koopverdrag moet de koper de zaken binnen een, gelet op de omstandigheden zo kort mogelijke, termijn keuren of doen kouren. Die keuring kan worden uitgesteld ingeval van het tweede lid tot na de aankomst van de zaken op hun bestemming. De Ruiter (en met hear de Rb.) wil aannemen dat ingevolge dit lid kan worden aangenomen dat dit 2 mei 1994 is. Een "zo kort mogelijke terrnijn" wil naar het oordeel van de Rb. in elk geval zeggen: alvorens de zaken ter verdere bewerking worden aangeboden.

10. De vellen zijn volgens Nurka Furs op 13 mei 1994 near de looier gegaan en vaststaat dat een keuring tussen 2 en 13 mei niet heeft plaatsgevonden. De constatering van de looier na drie weken ken niet als een keuring in de zin van art. 38 van het Koopverdrag worden aangemerkt.

11. De Rb. vermag niet in te zien waarom Nurka Furs van de vereiste keuring zou hebben mogen afzien. De inspectie op 26 april 1994 was er immers slechts een "zo op het oog", die kennelijk voornamelijk gericht was op het ontdekken van mogelijke beschadigingen. Bedacht dient te worden dat het gaat om organisch materiaal, terwijl het transport geschiedde in het begin van de zomer, waarbij hoge temperaturen vooral in de landen rond de Middellandse Zee niet uit te sluiten zijn. Nurka Furs heeft ook geen reden gegeven op grond waarvan het verrichten van een keuring niet kon worden gevergd.

12. Nurka Furs stelt weliswaar dat het Koopverdrag regelend recht bevat en dat zij, Nurka Furs, heeft gehandeld volgens de handelsgewoonten (naar de Rb. begrijpt: gewoonten in de handel in gedroogde, ongelooide huiden) doch zij heeft nagelaten aan te "even hoe die handelsgewoonten luiden en waarop zij hear stellingname baseert.

13. Wanneer Nurka Furs aan hear verplichting tot keuring had voldaan, den had zij voor 13 mei 1994 de beweerdelijke gebreken aan de vellen ontdekt. Dit is slechts anders indien de gebruikelijke keuring de gebreken niet aan het licht had kunnen brengen. Dat dit het geval is heeft Nurka Furs evenwel niet gesteld. De Rb. neemt daarom aan dat de termijn van art. 39 van het Koopverdrag op 13 mei een aanvang neemt omdat zij uiterlijk op die dag de gebreken had behoren te ontdekken.

14. Nurka Furs had de melding den niet mogen uitstellen tot het moment in juni 1994, drie weken later, toen de vellen bovendien verdere bewerking hadden ondergaan. Aldus heeft Nurka Furs op grond van art. 39 Koopverdrag hear recht verloren om zich te beroepen op de omstandigheid dat de door De Ruiter geleverde zaken niet aan de overeenkomst beantwoordden.'

Volgt afwijzing.

APPELLATE COURT:
Hof 's-Hertogenbosch

[…]

4.2. Beide partijen hebben bij pleidooi in hoger beroep desgevraagd verklaard dat te dezen Nederlands recht van toepassing is. Dit is ook in overeenstemming met het te dien aanzien bepaalde in het EEG-Verbintenissenverdrag (Verdrag van Rome van 15 (moet zijn: 19, red.) juni 1980, Trb. 1980, 156 en 1991, 109), bij welk verdrag zowel Nederland als Griekenland zijn angesloten. Ingevolge an. 4 lid 2 jo. lid 1 van dat verdrag is bij gebreke van een rechtskeuze in een geval als het onderhavige Nederlands recht van toepassing, aangezien do overeenkomst het nauwst is verbonden met Nederland, omdat alhier De Ruiter is gevestigd en deze de kenmerkende prestatie (levering van de nertsvellen) moest verrichten. Toepassing van Nederlands recht leidt er in casu toe dat het VN-Koopverdrag geldt. Nederland is immers - anders dan Griekenland - partij bij dit verdrag. Over het van toepassing zijn van dit verdrag zijn partijen het trouwens eens.

4.3. Het Hof zai de grieven gezamenlijk bespreken.

4.3.1. Zoals reeds is vermeld, heeft De Ruiter bestreden dat de door haar geleverde nertsvellen tijdig zijn gekeurd in de zin van de artt. 38 e.v. van het VN-Koopverdrag.

4.3.2. Voorop wordt gesteld dat uit de artt.38 e.v. van het VN-Koopverdrag geen verplichting voor de koper voortvloeit om gekochte zaken te keuren, maar dat niet-keuring hem slechts het recht van protest ontneemt wegens tekortkomingen die tijdens de keuring ontdekt hadden kunnen worden. Voorts is van belang dat vaststsat dat de door Nurka Furs gestelde gebreken, indien deze inderdaad aan de door De Ruiter geleverde nertsvellen kleefden, reeds bij de aflevering van de vellen op 26 april 1994 aanwezig waren en toen ontdekt hadden kunnen worden. Tegen r.o. 13 van het beroepen vonnis is immers niet gegriefd.

4.3.3. Gelet op dit laatste en op de omstandigheid dat er vanuit gegaan moet worden dat er op zijn vroegst begin juni 1994 een soort keuring namens Nurka Furs heeft plaatsgevonden, waarbij de gebreken geconstateerd zouden zijn, en wel door haar looier in Kastoria, kan niet worden gezegd dat Nurka Furs de vellen binnen een, gelet op de omstandigheden, zo kort mogelijke ternijn heeft (doen) keuren in de zin van art. 38 lid 1 van het VN-Koopverdrag. De Ruiter is door dit tijdsverloop ook geschaad, al was het maar omdat daardoor de onzekerheid omtrent de identiteit van de beweerdelijk ondeugdelijke nertsvellen is vergroot.

4.3.4. Nurka Furs heeft wel aangevoerd, dat de nertsvellen redelijkerwijs niet eerder gekeurd hadden kunnen worden, omdat deze daarvoor opengesneden moesten worden, waardoor zij onbruikbaar zouden worden, maar daaraan wordt voorbij gegaan. Bij gebrek aan enige aanwijzing voor het tegendeel moet er immers vanuit worden gegaan dat het Leather Technology Centre of een andere deskundige, zo al niet bij of kort na de aflevering in Nederland, in elk geval omniddellijk na aankomst van de vellen in Kastoria begin mei 1994 een representatieve steekproef had kunnen nemen en voorts dat de looir, toen de vellen omstreeks 13 mei 1994 bij hem aankwamen reeds op dat moment had kunnen nagaan of er bij de nertsvellen sprake was van haaruitval en dat deze daarvoor niet eerst circa drie weken voorbij behoefde te laten gaan.

4.3.5. Bij pleidooi in hoger beroep heeft Nurka Furs nog een uiterst subsidiair beroep gedaan op art. 44 van het VN-Koopverdrag en aangevoerd dat zij een redelijke verontschuldiging heeft voor het niet tijdig kennis geven van de gebreken. Ook hieraan wordt voorbij gegaan. Naar Nurka Furs zelf heed gesteld, heeft zij onmiddellijk na het constateren van de beweerdelijke gebreken telefonisch contact opgenomen met De Ruiter. Gelet op het onder het vorige punt gestelde had Nurka Furs in redelijkheid eerder kunnen - en daarom ter sauvering van haar claim moeten - (doen) keuren. Gelet op de tegenwoordig met het EG-lid Griekenland bestsande communicatiemogelijkheden valt niet in te zien waarom Norka Furs, indien zij die keuring had gedaan, De Ruiter niet onmiddellijk nadien had kunnen informeren.

4.3.6. De slotsom is dat de Rb. terecht heeft beslist dat Nurka Furs het recht heeft verloren om zich er op te beroepen dat de nertsvellen om de door haar gestelde redenen niet beantwoordden aan de overeenkomst in de zin van art. 39 lid 1 van het VN-Koopverdrag. De grieven treffen dus geen doel.

[…]}}

Source

Published in Dutch:
- Nederlands Internationaal Privaatrecht (NIPR),1998, nr. 201}}