Data

Date:
21-11-1996
Country:
Netherlands
Number:
95/3590
Court:
Arrondissementsrechtbank Rotterdam
Parties:
D. Biesbrouck v. Huizer Import Export BV

Keywords

LACK OF CONFORMITY OF GOODS - TIME OF NOTICE (ART. 39(1) CISG) - BURDEN OF PROOF

AVOIDANCE OF CONTRACT FOR NON CONFORMITY - NOTICE OF AVOIDANCE - TO BE MADE WITHIN A REASONABLE TIME OF BREACH (ART. 49(2) CISG)

IMPOSSIBILITY OF RESTITUTION (ART. 82(1) CISG) - GOODS RESOLD AFTER TREATMENT OR DISPOSED OF BY BUYER - LOSS OF RIGHT TO DECLARE CONTRACT AVOIDED

Abstract

A Dutch buyer purchased a certain quantity of plants (daisies) from a Belgian seller. After taking delivery the buyer refused to pay the price alleging that the plants were defective. The seller commenced an action to obtain payment.

The Court held that there was no need to ascertain whether the plants were defective. The buyer could not rely on a lack of conformity of the plants since it had not given notice to the seller within a reasonable time after the defect was discovered or ought to have been discovered (Art. 39 CISG). A written notice was sent four months after delivery. This was not considered reasonable, especially on account of the fact that daisies are perishable and usually have a limited duration, that the defects alleged by the buyer were easily discoverable (being related to the appearance and color of the plants) and that the plants were intended for resale. The buyer failed to prove that it had given notice at an earlier time.

The Court observed that in any case the buyer had lost the right to declare the contract avoided under Art. 49(1) CISG, since it should have sent to the seller notice of avoidance within a reasonable time (Art 49(2) CISG). A further reason for denying the buyer's right to avoid the contract was based on the fact that the buyer was unable to make restitution of the goods as required by Art. 82(1) CISG, having disposed of some of them and having resold the ones which could be cleaned.

Fulltext

[…]

'6. De beoordeling van het geschil

6.1. Partijen hebben zich in hun conclusies beiden beroepen op het Weens koopverdrag. Daaruit kan worden afgeleid dat partijen kennelijk hebben bedoeld dat bij wege van rechtskeuze het Weens koopverdrag op de overeenkomst van toepassing is. Voor zover dit verdrag niet toereikend is, dient op grond van art. 4 lid 2 van het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (EVO), bij welk verdrag de staten van beide partijen zijn aangesloten, te worden teruggevallen op het recht van het land van de verkoper, in casu het Belgische recht.

6.2. Partijen zijn het niet eens over de inhoud van de koopovereenkomst. Volgens Biesbrouck is afgesproken dat een partij struikmargrieten van beperkte kwaliteit zou worden geleverd, terwijl Huizer stelt dat een partij van de beste kwaliteit struikmargrieten, eventueel aangevuld met een klein deel van mindere kwaliteit, opgeschoond en gehoesd zou worden geleverd. Dat Biesbrouck de struikmargrieten heeft geleverd wordt door Huizer niet betwist. Nu Huizer stelt dat de geleverde struikmargrieten niet de overeengekomen kwaliteit hadden, ligt het op haar weg dit te bewijzen.

6.3. Voorts zijn partijen het niet eens over de vraag wanneer Huizer voor het eerst heeft geklaagd dat de struikmargrieten niet de overeengekomen kwaliteit hadden. Biesbrouck stelt dat Huizer pas op 25 september 1995, dus 4 maanden na de levering, heeft gereageerd met de mededeling dat het geleverde niet voldeed aan de overeenkomst, terwijl Huizer beweert dat zij onmiddellijk na ontvangst van de struikmargrieten telefonisch heeft geklaagd.

6.4. Ingevolge de artt. 38 en 39 van het Weens koopverdrag dient de koper de goederen binnen een zo kort mogelijke termijn te keuren of te doen keuren en de verkoper binnen een redelijke termijn van tekortkomingen in kennis te stellen. Indien de koper dit laatste verzuimt, verliest hij het recht zich erop te beroepen dat de goederen niet aan de overeenkomst beantwoorden. Hieruit volgt dat zelfs als vast zou komen te staan dat de geleverde struikmargrieten niet van de overeengekomen kwaliteit waren, dit Huizer niet zou baten, indien zou blijken dat zij Biesbrouck niet binnen een redelijke termijn daarvan in kennis heeft gesteld.

6.5. Uit de stukken van het geding blijkt dat Huizer op 25 september 1995 schriftelijk heeft geklaagd over de tekortkoming. In het onderhavige geval gaat het om bederfelijke waar, namelijk planten, die slechts een beperkte levensduur hebben. Bovendien zouden de struiken volgens Huizer dor en droog zijn en hadden ze bruine bladeren. Dat is een aanstonds en eenvoudig te constateren tekortkoming. Daar komt nog bij dat de struiken direct doorverkocht zouden worden, zodat aangenomen mag worden dat ook om die reden tekortkomingen snel aan het licht zouden komen. Dit brengt mee dat een klacht die eerst op 25 september 1995 aan Biesbrouck is gedaan, derhalve vier maanden na de levering, niet aangemerkt kan worden te zijn gedaan "binnen een redelijke termijn" zoals bedoeld in art. 39 lid 3 van het Weens koopverdrag. Nu Huizer echter stelt dat zij Biesbrouck eerder van de tekortkoming op de hoogte heeft gesteld, is het aan Huizer om ook die stelling te bewijzen.

6.6. Echter ook al zou Huizer er in slagen haar voormelde stellingen te bewijzen, kan haar verweer niet slagen, aangezien zij daaraan geen rechtsgevolgen heeft verbonden. Immers Huizer heeft geen nakoming, herstel of vervanging conform art. 46 van het Weens koopverdrag gevorderd. Voor zover Huizer ingevolge art. 49 lid 1 van het Weens koopverdrag bij conclusie van dupliek ontbinding van de overeenkomst vordert, miskent zij dat de ontbinding van de overeenkomst op dat tijdstip te laat is ingeroepen, namelijk niet - conform lid 2 van die bepaling - binnen een redelijke termijn. Bovendien verliest Huizer ingevolge art. 82 van het Verdrag het recht om de overeenkomst ontbonden te verklaren indien het haar onmogelijk is om de goederen goeddeels in dezelfde staat terug te geven als waarin ze zijn ontvangen, uitzonderingen, waarvan te dezen geen sprake is, daargelaten. Nu Huizer de goederen gedeeltelijk heeft weggegooid en voor een deel (schoongemaakt) heeft verkocht, kan Huizer die goederen niet meer goeddeels in dezelfde staat terugleveren, zodat ook reeds om die reden de overeenkomst niet meer ontbonden kan worden verklaard. Voorzover Huizer zich voorts alleen beroept op haar recht de koopprijs te verminderen ex art. 50 Weens koopverdrag - koopprijsvermindering kan niet gevorderd worden in combinatie met ontbinding of nakoming - en/ of op grond van art. 74 van het Verdrag schadevergoeding te vorderen, heeft zij niet nader geconcretiseerd, met hoeveel ze die prijs zou willen verminderen en evenmin aangegeven hoe groot de omvang van haar schade is, terwijl zij evenmin schadevergoeding vordert. Bij gebreke van een door Huizer jegens Biesbrouck geldend gemaakte vordering komt Huizer evenmin een opschortingsbevoegdheid toe terzake van haar betalingsverplichting jegens Biesbrouck.

6.7. De Rb. verwerpt derhalve het verweer. De vordering van Biesbrouck is als overigens onbetwist toewijsbaar.'}}

Source

Published in Dutch:
- Nederlands Internationaal Privaatrecht (NIPR), 1997, nr. 223}}